|
||||||||
|
Als jonge mannen ontmoetten Tony Coleman en Russell Jackson elkaar voor het eerst in 1974 toen ze in het Amerikaanse leger zaten. Jackson keerde terug naar Ft. Riley, KS na een verblijf van 2 jaar in Zuid-Korea, toen hij Tony ontmoette die toevallig op zoek was naar een bassist om een band te beginnen. Tijdens het letterlijk kruisen van hun wegen op de legerbus, merkte Tony de bas op Russell's rug en vroeg om de volgende dag bij de legerpost elkaar te ontmoeten, alvorens uit te stappen. Russell was enthousiast en stond te popelen om de volgende dag te jammen en een partnerschap was gecreëerd. Ze voegden een ander legermaatje gitarist Welton Everette toe en de band "Solid Funk" werd opgericht en trad lokaal op. De jonge muzikanten gingen vaak langs bij het huis van Tony's tante in Kansas City, want dat was een ontmoetingsplaats voor de topmuzikanten van die tijd, die lid waren van de Kansas City Musician's Association. Charlie Parker, Count Basie, John Coltrane, en vele anderen bezochten het huis en natuurlijk vonden er jams plaats. Ze leveren negen originelen en een cover van B.B. King and The Crusaders' "Never Make Your Move Too Soon". Echter beginnen doen ze met "Ain't No Right Way to Do Wrong" een langzame blues over levenslessen, nooit overspeeld maar toch bouwt drama en wijsheid in zowel de tekst als de uitvoering zich op. Dit nummer is een statement dat spreekt over het zelfvertrouwen van dit trio, aangezien de meeste bands zouden beginnen met een rockend deuntje in plaats van een langzame blues compleet met een volledig strijkers arrangement. "Post Traumatic Blues Syndrome" lijkt een rechttoe rechtaan bluesnummer totdat men zich concentreert op de angst voor politiegeweld of de moeilijkheden met stemmen voor zwarte Amerikanen. De gitaarlijn van Ellison vloeit met net genoeg woede om de teksten te weerspiegelen. Coleman's pleidooien op "Road to Love" laat zijn diepe southern soul voelen. "Dark End of the Street" verwijst naar een verjaardagsfeestje in Chicago voor B.B. King, bijgewoond door Otis Clay, Albert King, Otis Spann, en Bobby "Blue" Bland. Een track die natuurlijk gevuld is met B.B.'s riffs die worden aangezet door Pugh's backing B3. Ze kunnen ook pittig worden als er om gevraagd wordt, zoals blijkt uit Ellison's Albert Collins-achtige licks in "Dancin' Shoes", terwijl nummers als "Love Affair with the Blues" het Malaco-geluid van Bland en Denise LaSalle oproepen, gepeperd met priemende gitaarstoten van Ellison. De groep beweert het meest gericht te zijn op het ritme in de song, wat waarschijnlijk het best tot uiting komt in "Proving Ground" waar Jackson een stevige baslijn neerlegt over Coleman's indringende beats en Ellison tevreden is met ritmegitaar spelen tot hij de juiste plek vindt om uit te barsten met beknopte solo's waar geen noten verspild worden. Terwijl dat deuntje in de tekst knipoogt naar B.B., zijn de gitaarpatronen in "Teasing Woman" meer in synchroon met Albert King. "Good to Myself" is het soort publiekslieveling waarbij het gemakkelijk is om je een enthousiast publiek voor te stellen dat meezingt met het refrein en danst op Ellison's swingende solo. Er volgt nog een shuffle, de afsluitende "Beale Street Shuffle", waarbij de band in Memphis-stijl het beroemde "Sweet Home Chicago" op hun manier ten gehore brengt. Zoals de lezers van deze pagina's weten, is het de missie van Little Village om minder bekende, authentieke artiesten naar de opnamestudio te krijgen. Dus, bijna letterlijk uit het niets hebben The Silent Partners met deze plaat één van de sterkste blues en soul nummers van dit jaar uitgebracht.
|